HOUTDUIF
Volksnamen voor dit duivensoort
Bosduif, stokduif, koolduif, oosterse duif, valduif, wilde duif, woudduif, ringduif, koekelduif, kolduif, remduif, veldduif.
Groter dan tortelduif. Blauwgrijze vogel (41cm.), glanzend groene hals met witte vlek. Staart met zwarte eindband en een witte vleugelrand, onderzijde licht wijnrood. Luidruchtig klappen met de vleugels bij het wegvliegen; In batsvlucht vliegt de vogel steil omhoog en zweeft dan naar beneden met de vleugels nauwelijks geheven. Onvolwassen volgel heeft nog geen witte halsvlekken.
Biotoop
Bossen en bosrijke streken, zowel loof- als naaldbossen. Parken in dorpen en steden. Is zelf een stadbewoner g eworden die op straat voedsel zoekt.
Voedsel
Hoofdzakelijk plantaardig: allerlei zaden en kleine vruchten die van de bodem worden opgepikt, ook eikels en andere boomvruchten. Grote verscheidenheid van zaden en vruchten van op het veld staande landbouwgewassen.
Broeden
Broedvogel van het parklandschap: bosrand, veldbosje, stadspark. Voornamelijk van eikenbos. De twee zuiver witte eieren worden door mannetje en vrouwtje gedurende 17-18 dagen, om de beurt bebroed en de jonge duiven te koop blijven 2-3 weken op het platvormig nest. Meestal twee broedsels, niet zelde drie.
Voorkomen
Gedeeltelijk standvogel, vooral de jonge vogels overwinteren in Frankrijk. Houtduiven uit Skandienaviƫ overwinteren vooral in Zuid-West Frankrijk en Noord Spanje.
